Katten hebben vijf nagels aan hun voorpoten en vier aan hun achterpoten. De vijfde nagel aan de voorpoot is de duim. De duim zit hoog aan de poot en als de jachtluipaard loopt raakt deze de grond niet. Met hun duim kan de jachtluipaard zijn prooi goed vastpakken. De jachtluipaard kan zijn nagels tijdens het lopen niet intrekken in een plooi in hun tenen. Anderen katachtigen kunnen dat wel. Aan de onderkant van de poten zitten huidkussens. Met die huidkussens kunnen de jachtluipaarden tijdens het jagen zachtjes lopen.
Gemaakt voor snelheid
Jachtluipaarden zijn uitstekende sprinters die wel 115 kilometer per uur halen. Ze hebben een soepele wervelkolom die ze uitstrekken om een grote afstand te overbruggen en daarna buigen om zich af te zetten voor de volgende sprong.
Jachtluipaarden hebben een lange staart die stabiliteit geeft. Zo behouden ze hun evenwicht als ze met grote snelheid van richting veranderen. Ze moeten dit vaak doen als ze achter hun prooi aan jagen.
Een goede grip
Met hun lange klauwen hebben jachtluipaarden een goede grip op de grond. Hun nagels werken als noppen van voetbalschoenen. Sommige hebben diep gegroefde kussens op hun poten voor een nog betere grip, zodat ze niet uitglijden als ze van richting veranderen.
Zintuigen
De oren van jachtluipaarden zijn heel gevoelig voor trillingen. Een jachtluipaard kan veel beter horen dan een mens. De wijde, trechtervormige oorschelpen kaatsen het geluid goed naar de oren.
Jachtluipaarden zien goed omdat hun pupil (de donkere ronde plek in het midden van hun ogen) sterk kan veranderen om meer of minder licht binnen te latten. In fel zonlicht wordt de pupil een kleine stip om de ogen te beschermen. In schemerlicht staat de pupil wijd open om zoveel mogelijk licht door te laten. Aan de binnenkant van hun ogen hebben katten een weerkaatsende laag, of tapetum lucidum, zodat ze ’s nachts beter zien. Door het terugkaatsen ziet de kat tweemaal zoveel licht.
Katten kunnen ruiken met hun neus, maar ze onderscheiden geuren ook met een gevoelig gebied, het orgaan van Jacobson, boven in de bek. Om geuren bij het orgaan te laten komen opent de kat zijn bek en wiebelt hij met zijn neus. Waarschijnlijk moeten katten dichtbij een geurbron zijn om op deze manier te ruiken.
De lange snorharen van een jachtluipaard zijn zeer gevoelig. Als er iets tegen de snorharen aan komt, of zelfs maar in de buurt komt, dan voelt de jachtluipaard dat direct. Hij gebruikt zijn snorharen om in het donker zijn weg te vinden of om iets te onderzoeken.
De huid
Jachtluipaarden hebben een bontvacht om hen warm te houden. Jachtluipaarden hebben een patroon op hun vacht. Door hun uiterlijk kunnen jachtluipaarden opgaan in hun omgeving. Dit heet camouflage en zo verstopt de jachtluipaard zich bij de jacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten